zondag 27 augustus 2023

Het vlijmscherpe liefdevolle pastoraat van de krankenbezoekers aan Anna Katharina Mercks.

Gods zaligmakend werk in de ziel van Anna Katharina Mercks was een schriftuurlijk bevindelijk werk van recht en genade. Gods verdoemend en verzoenend recht werd verheerlijkt in haar ziel. Het pastoraat wat krankenbezoekers Goedhart en van 't Hof aan haar verleenden was liefdevol maar vlijmscherp. Dit zou in onze dagen veroordeeld en verworpen worden door de valse godsdienst en de wereld als heftig en grof. Zachte heelmeesters maken stinkende wonden. Bij Heartcry pronken ze ook met Anna Katharina Mercks. Maar ze vertellen niet hoe het gegaan is bij Anna Katharina Mercks want dan komt hun valse leer openbaar. Ik deel wat citaten en dan kunt u zelf verder lezen op theologienet.nl

"Je bidt: Uw Koninkrijk kome ..., maar als een getrouw onderdaan van satan help je zijn
koninkrijk te bevorderen. Je helpt om het koninkrijk van de satan op te bouwen en om het
Koninkrijk van God afbreuk te doen, door jezelf onder de heerschappij van de satan te stellen.
Zo spot je ook in die bede met God."

"'s Avonds bezocht Van 't Hof haar.
'Hoe is het?' wilde hij weten.
'Nu wat beter', antwoordde ze.
'Zo, wat beter, dat is fijn, maar hoe komt dat, vanwaar komt dat?' Ze scheen Van 't Hof veel
rustiger toe dan de vorige keer toen hij haar bezocht. Hij verlangde ernaar om daarvan de
reden te horen.
'God is rechtvaardig, maar ook barmhartig', zei ze, 'ik hoop dat Hij mijn zonden wil vergeven
en mij barmhartigheid schenken wil. Al bekeert God mij niet in de gevangenis, zelfs op het
eind van mijn leven kan Hij het nog doen, want zo heeft Hij ook met de moordenaar aan het
kruis gehandeld.'
Van 't Hof knikte bedachtzaam. 'Je hebt gelijk Katharina, maar wat denk je: als jij eens een
mens was die veel schulden had, naar je schuldheer ging en zei: Vergeef me mijn schulden
want ik kan ze niet betalen. Denk je dat je schuldeiser daar genoegen mee zou nemen? Zou hij
niet terecht tegen je zeggen: Je moet je schuld betalen óf een borg stellen, zodat ik volledig
betaald word? Wel, jij kunt hem niet betalen, noch een borg brengen, zou jij je dan troosten
met de gedachte dat hij je wel vergeven zal?'
'Nee', antwoordde ze.
'Wel, met veel minder recht kun je dan besluiten dat God zo zou handelen. Zelf kun je niet
betalen, je hebt ook geen Borg.'
Van 't Hof zag opnieuw de benauwdheid opkomen. Zijn hart werd met smart vervuld. 0, de
rust die hij bij haar bespeurde, was een valse rust. Was er misschien iemand geweest die met
haar gesproken had en haar had misleid? Had iemand haar gewezen op Gods barmhartigheid,
maar buiten Christus? Had iemand haar gesproken over schuldvergeving en verzoening, maar
zonder voldoening?
Zou ze nog willen luisteren naar hetgeen hij te zeggen had? In stilte smeekte hij om Gods
Geest dat Die hem zou leiden.
'Luister Katharina', zei hij, 'wat ik je nu ga zeggen, klinkt misschien hard in de oren, maar het
is wel de waarheid. Wat betreft hetgeen God doen kán naar de oneindigheid van Zijn genade,
24
is nog geen bewijs dat God dit ook doen zál. Het voorbeeld van de moordenaar aan het kruis
is wel waar, maar het is ook enig in de Bijbel. Daar tegenover staan veel andere voorbeelden.
Hoewel het volkomen waar is, is deze manier van handelen bij God niet algemeen, veel
minder nog is het Zijn vaste regel. Dit voorbeeld is heel bijzonder, want de moordenaar die
aan de linkerhand van Jezus hing, heeft géén genade verkregen, maar is naar het verderf
gegaan, zoals we kunnen lezen in Lukas 23. Deze dag is voor jou een verloren dag, die je
onbenut voorbij hebt laten gaan. Bovendien had de moordenaar aan het kruis nog erg veel
boven jou voor. Nogmaals, je tijd is nog maar zo kort en je hebt deze dag verloren laten gaan.'
Met grote verschrikte ogen had ze Van 't Hof aangehoord, handenwringend zat ze neer.
'Katharina, luister je?'
Ze knikte zwijgend. 'Weet je waarom de moordenaar aan het kruis veel voor had boven jou?'
'Nee.'
Van 't Hof zei haar dat de moordenaar voor God en de mensen openbaar in de schuld was
gekomen. Het vonnis dat over hem geveld en uitgevoerd werd, billijkte hij. Openlijk riep hij
Jezus' onschuld uit en verklaarde Hem daardoor voor het vlekkeloze Offerlam, Dat voor de
zonden der wereld geslacht werd.
'Geen van deze dingen heeft bij jou nog plaatsgevonden Katharina! Zonder Christus kan en
mag je niet hopen op de barmhartigheid van God.'"

"'Katharina, je bent een verloren schaap dat afgedwaald is van de Herder. Je hebt Hem bespot,
je hebt de duivel gehoorzaamd en hem de eer gegeven. Je hebt met stelen je mond
opengehouden. Je hebt Gods heilige rustdag veracht. Je hebt alles wat God verbiedt, gedaan
en alles wat Hij gebiedt, heb je nagelaten. Toch is God zo oneindig goed, dat Hij je in deze
akelige gevangenis nog op komt zoeken, als een verloren schaapje. Waarom denk je? Om, als
dat schaapje wil volgen, het weer tot Zijn kudde toe te brengen. Je zult, evenals de verloren
zoon, tot God moeten komen, zeggende: Vader, ik heb gezondigd, tegen de Hemel en voor U,
en ben niet meer waardig Uw zoon genaamd te worden. Ken je die geschiedenis? Ik zal je
voorlezen uit Lukas 15, waar de gelijkenis van de verloren zoon beschreven staat.'
Nadat hij de Bijbel had dichtgeslagen na het voorlezen, zat hij enige tijd in gepeins terneer.
Ook Anna Katharina zweeg. Goedhart was vervuld met gedachten.
Hij was ermee bekend dat sommige ter dood veroordeelden berouw toonden. Spijt hebbend
over de begane daden. Zulk een berouw dat bekend staat als 'galgenberouw'. Maar hij
bemerkte dat het bij Anna Katharina dieper ging. Wat had God met deze jonge, ter dood
veroordeelde vrouw voor? Zou het zo zijn dat Hij Zichzelf in haar, als een vat van vrije
ontferming, wilde verheerlijken? Het was toch niet strijdig met Gods weg om in de nacht,
wanneer de mens rust zoekt, hem zijn zonden te openbaren? Om de mens daar werkzaam mee
te maken?
Opnieuw sloeg hij de Bijbel open. Zocht Job 33 op. Min of meer voor zichzelf lezend, las hij
de verzen 15 en 16: 'In de droom, door het gezicht des nachts, als een diepe slaap op de lieden
valt, in de sluimering op het leger; Dan openbaart Hij het voor het oor der lieden, en Hij
verzegelt hun kastijding.'
Waarom hij juist deze verzen opzocht? Hij wist het niet. Als een diepe slaap op de lieden valt.
Anna Katharina had de nacht juist wakend doorgebracht!
Maar plotseling voelde hij een greep op zijn arm. 'Wat las u daar? Wilt u dat nog eens lezen?'
Opnieuw las hij de verzen 15 en 16.
'Mijnheer Goedhart, deze woorden herinneren me aan een tijd geleden. In de nacht
vóór mijn laatste diefstal, droomde ik. Duidelijk zag ik alles gebeuren. De plaats waar
de diefstal plaats zou vinden; de goederen die ik weg zou nemen; dat ik gegrepen zou
worden; de gerechtsdienaar die me wegbracht; de kar waarop ik vervoerd werd. Ja,
zelfs de weg die ik reed; de rechters, de gevangenis. Ja, ook de treurkamer waarin ik
nu zit. In mijn droom werd ik veroordeeld tot de dood. Ik zag zelfs het schavot waarop
ik zou moeten sterven. Toentertijd heb ik die droom van me af gezet. Maar nu geloof
ik dat het een waarschuwing van God is geweest. Ik heb die echter niet opgemerkt.'
Met verwondering en ontzetting had Goedhart deze bekentenis aangehoord.
'Ja Anna Katharina, die droom was een waarschuwing van God. Een waarschuwing om je nog
af te trekken van het kwaad. Een waarschuwing die jij in de wind hebt geslagen."

"'Ik zal het u vertellen mijnheer Goedhart. Nadat uw ambtsbroeder was vertrokken gisteravond,
viel ik voor God op mijn knieën en bad God of het Hem gelieven mocht mij mijn zonden
recht te doen zien. God bracht mij daarop de zonden waarin ik geboren ben onder het oog. Ja,
al mijn zonden van mijn gehele leven. De plaatsen waar ik ze heb begaan, de wijze waarop en
de mensen met wie ik ze heb bedreven. Het was alsof ze voor mijn ogen werden geschreven
en opgehangen waren. Ik voelde dat mijn zonden zwaar waren, heel zwaar. Ze smartten mij zo
diep, zodat ik ze niet kon dragen. Ik kan niet onder woorden brengen wat ik doorleefd heb. Ik
bad tot de Heere, ik gevoelde Zijn toorn en zei: Hier ligt een grote zondares die veel zonden
en schulden heeft die zij niet kan dragen. Als Gij o Heere, mij om mijn zonden wilt straffen,
dan zal er in de eeuwige verdoemenis geen straf zo zwaar zijn, welke ik niet heb verdiend.
Daarop kwam ik in de duisternis. Het was alsof ik verblind werd, zodat ik vreesde dat ik in die
duisternis zou verzinken. Toch bleef ik roepen tot God: Genade, genade, o God, en geen
recht.
Hierop kwam in mijn hart als een roepstem: De Verlosser leeft!
O God, zei ik toen, zou er voor mij een Verlosser leven? Voor zo een als ik ben?
En weer hoorde ik: Uw Verlosser leeft!
O, zei ik daarop, zou er werkelijk een Verlosser leven voor zo een als ik? Wie is dan die
Verlosser?
Toen was het alsof er een stem in mijn hart zei: Die Verlosser is niemand anders dan de
Heere Jezus Christus, de Zaligmaker, Die Zijn bloed aan het kruishout heeft uitgestort tot
vergeving van uw zonden!
Ik vroeg daarop: Och, zou U mij dan nog willen verlossen?
En toen was het dat ik hoorde in mijn hart: Ik ben de uwe en gij zijt de Mijne! Het was alsof de
Verlosser in de vierschaar van de Goddelijke gerechtigheid voor mij intrad. Dat mijn schuld
en zonde in de ene schaal van een balans werden gelegd en Jezus' gerechtigheid in de andere.
Zijn gerechtigheid tegenover mijn zonden. Maar Jezus' gerechtigheid woog het zwaarst!
Toen kwam ik uit de duisternis. Het licht brak aan. De Verlosser nam al mijn zonden als een
damp en als een nevel van mij weg. Ik zonk weg in liefde. Mijn gehele hart werd tot de
Verlosser overgetrokken.'"

We hebben een schare die niemand tellen kan, een wolk der getuigen. Die getuigen van Gods ware zaligmakende werk in hun ziel. En daarmee komt de wereld en de valse godsdienst en alle valse schijn van schijngeloof, valse rustgronden, valse vrede, valse bevinding naakt voor God te staan.

 S.A. Top