zaterdag 12 juni 2021

De Ware Wijnstok en de heiligmaking.

 “Ik ben de ware Wijnstok, en Mijn Vader is de Landman.” (Johannes 15:1, Statenvertaling Bijbel)

Er worden diverse wijnstokken genoemd in de bijbel. De wijnstok van Sodom bijvoorbeeld.

“Want hun wijnstok is uit den wijnstok van Sodom, en uit de velden van Gomorra; hun wijndruiven zijn vergiftige wijndruiven; zij hebben bittere bezien.” (Deuteronomium 32:32, Statenvertaling Bijbel)

Maar hier spreekt Christus in een beeld over Zichzelf als de Ware Wijnstok. En Die Wijnstok Die heeft ranken.

“Alle rank, die in Mij geen vrucht draagt, die neemt Hij weg; en al wie vrucht draagt, die reinigt Hij, opdat zij meer vrucht drage.” (Johannes 15:2, Statenvertaling Bijbel)

Dus die ranken zijn in Christus. Of lijken in Christus te zijn. Dat zijn de belijders van Zijn naam. Dat kunnen dus ook naamchristenen zijn. En dan wordt er gesproken van vrucht dragen. En van reiniging.

Naamchristenen mogen dan ook wel (s)preken van Christus en van vruchtdragen en bekering. Maar het komt niet voort uit het zaligmakend geloof, de wedergeboorte, rechtvaardigmaking. Er kan zelfs een uitwendige werking van de Heilige Geest zijn. Een werk der wet ook. En kan gepaard gaan met een tijdgeloof (luk. 8:13). Dat maakt minder dan een haartje verschil. Het is van een andere natuur, het komt uiteindelijk niet voort uit de Ware Wijnstok maar blijft er buiten.

Ik zag eens op een pallet platen een haar. En ik dacht: dat is een haar uit mijn baard. En ik greep die haar en toen sneed ik me diep in mijn duim. Want het was wel een haar. Maar niet uit mijn baard. Het was een haar van ijzer en vlijmscherp. Ja toen dacht ik Heere wat kan ik daar nu van leren? En toen leerde ik deze bloederige les: Het verschil tussen schijn en zijn is minder dan een haar. Het kan er zo op lijken en het toch niet zijn.

De ranken met hun vruchten, die het wel lijken, maar toch niet zijn. Die neemt Hij weg. Dat kan in de tijd al gebeuren. Maar op de dag des oordeels zeker. De schapen worden dan van de bokken gescheiden (mat. 25:33). De wijze van de dwaze maagden gescheiden(mat. 25:12). Dan zal het klinken:

“22. Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Heere, Heere! hebben wij niet in Uw Naam geprofeteerd, en in Uw Naam duivelen uitgeworpen, en in Uw Naam vele krachten gedaan? 23. En dan zal Ik hun openlijk aanzeggen:   Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij, die de ongerechtigheid werkt!” (Mattheus 7:22-23, DutSVVA)

“18. En een andere engel kwam uit van het altaar, die macht had over het vuur; en hij riep met een groot geroep, tot dengene, die de scherpe sikkel had, zeggende: Zend uw scherpe sikkel, en snijd af de druiftakken van den wijngaard der aarde, want zijn druiven zijn rijp. 19. En de engel zond zijn sikkel op de aarde en sneed de druiven af van den wijngaard der aarde, en wierp ze in den groten wijnpersbak des toorns Gods.” (Openbaring van Johannes 14:18-19, DutSVVA)

Zo loopt het dan af met die ranken. En wat is het dan dat hen onderscheidt van de andere ranken? Ze zijn niet geworteld in Christus en ontvangen het leven niet uit Hem. Want ze zijn Hem de tweede Adam nooit ingeplant geworden. Omdat ze nooit afgesneden zijn van de eerste Adam. Ze hebben nooit in zodanige mate te maken gehad met de Geest der dienstbaarheid Die de wereld overtuigt van zonde, de Trooster. (Dus Die Trooster Die is het Die overtuigt van zonde, gerechtigheid en oordeel, Diezelfde Trooster die Gods kinderen Abba Vader leert zeggen). Dat ze hebben gezien dat ze in en met hun vader Adam hun wortel en stam en tak in de zondeval hebben en doortrokken zijn van de zonde. En zelf als zondige vrucht van die Adam stamboom niet kunnen uitgroeien tot een zondeloze boom en enkel de dood vruchten kunnen dragen.

Ze zijn nooit zodanig van zonde overtuigd geworden dat ze aan de wet der wet gestorven zijn. Dat is gestorven aan eigen rechtvaardigheid opbouwen door eigen werken. Terugverdienen door God te dienen wat we verloren hebben in het paradijs. En verloren moeten gaan onder het verdoemende recht Gods. Rechtvaardig moeten verzinken in die buitenste duisternis. Deze afsnijding kennen ze niet.

“Want gij hebt niet ontvangen den Geest der dienstbaarheid wederom tot vreze; [...]” (Romeinen 8:15, DutSVVA)

“En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel:” (Johannes 16:8, DutSVVA)

“9. En zonder de wet, zo leefde ik eertijds; maar als het gebod gekomen is, zo is de zonde weder levend geworden, doch ik ben gestorven.10. En het gebod, dat ten leven was, hetzelve is mij ten dood bevonden. 11. Want de zonde, oorzaak genomen hebbende door het gebod, heeft mij verleid, en door hetzelve gedood.” (Romeinen 7:9-11, DutSVVA)

Die mensen hebben ook nooit de levendmakende zaligsprekende stem van de Zoon van God gehoord omdat God de Vader Zijn Zoon in Hen niet geopenbaard heeft tot zaligheid. Door Zijn Woord en Geest:

“Gijlieden zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb.” (Johannes 15:3, DutSVVA)

“Voorwaar, voorwaar zeg Ik u:   De ure komt, en is nu, wanneer de doden zullen horen de stem des Zoons Gods, en die ze gehoord hebben, zullen leven.” (Johannes 5:25, DutSVVA)

“15. Maar wanneer het Gode behaagd heeft, Die mij van mijner moeders lijf aan afgezonderd heeft, en geroepen door Zijn genade, 16. Zijn Zoon in mij te openbaren, opdat ik Denzelven door het Evangelie onder de heidenen zou verkondigen, zo ben ik terstond niet te rade gegaan met vlees en bloed;” (Galaten 1:15-16, DutSVVA)

Maar nu komen we tot het punt de heiligmaking. Gods kinderen die gereinigd zijn door het spreken Gods in Christus zijn rein door toerekening. Ze zijn ingeplant, geadopteerd, aangenomen kinderen, wedergeboren, door Woord en Geest. Ze zijn niet lichamelijk uit Christus geboren maar geestelijk ingeplant. Dus ze zijn met hun eigen adamsnatuur afgesneden van de eerste Adam en in de tweede Adam geplant.

“30. Maar uit Hem zijt gij in Christus Jezus, Die ons geworden is wijsheid van God, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en verlossing; 31. Opdat het zij, gelijk geschreven is: Die roemt, roeme in den Heere.” (1 Korintiërs 1:30-31, DutSVVA)

Dus Hij, Christus is ons (Gods nieuwgeborene kinderkens) geworden ook tot heiligmaking, Hij is het voor ons. En wij zijn het in en door Hem. Dus dan zou je denken er is geen heiligmaking meer nodig. Anders heb je een dubbele heiligmaking. Maar dat is toch verkeerd gedacht. Want dat Christus wat onze staat betreft alles voor Zijn rekening genomen heeft en wij voor Zijn rekening mogen leven is waar. Maar toch leert ons Gods woord dat we onze wandel door het overige van ons leven moeten heiligmaken. En dan niet door vermenging van werkverbond en genadeverbond. Of door vermenging van wet en evangelie, de werken der wet als levensregel. Of de vermenging van de oude en de nieuwe mens. Die oude Adamstak die wij in ons zelf zijn, het vlees die kan niet aan de slag met de werken der wet als levensregel dat is het niet. Dus ook geen vermenging van vlees en Geest.

“3. Want dit is de wil van God, uw heiligmaking: dat gij u onthoudt van de hoererij; 4. Dat een iegelijk van u wete zijn vat te bezitten in heiligmaking en eer;” (1 Tessalonicenzen 4:3-4, DutSVVA)

Dus de wil(bevel) van God is dat degenen die in Christus heilig zijn (door toerekening). In hun wandel ook heilig zijn.

“Om nu niet meer naar de begeerlijkheden der mensen, maar naar den wil van God, den tijd, die overig is in het vlees, te leven.” (1 Petrus 4:2, DutSVVA)

Gods woord leert overduidelijk een praktische heiligmaking in de wandel waar het vlees geen verstand van heeft. Want deze wandel wordt niet tot stand gebracht door het vlees of de wet als regel des levens maar door de Heilige Geest Zelf.

“Want wij zijn de besnijding, wij, die God in den Geest dienen, en in Christus Jezus roemen, en niet in het vlees betrouwen.” (Filippenzen 3:3, DutSVVA)

“4. Ik ben zeer verblijd geweest, dat ik van uw kinderen gevonden heb, die in de waarheid wandelen, gelijk wij een gebod ontvangen hebben van den Vader.5. En nu bid ik u, uitverkoren vrouwe, niet als u schrijvende   een nieuw gebod, maar hetgeen wij gehad hebben van den beginne, namelijk dat wij elkander liefhebben. 6. En dit is de liefde, dat wij wandelen naar Zijn geboden. Dit is het gebod, gelijk gijlieden van den beginne gehoord hebt, dat gij in hetzelve zoudt wandelen.” (2 Johannes 4-6, DutSVVA)

“Dewijl dan deze dingen alle vergaan, hoedanigen behoort gij te zijn in heiligen wandel en godzaligheid!” (2 Petrus 3:11, DutSVVA)

“16. En ik zeg: Wandelt door den Geest en volbrengt de begeerlijkheden des vleses niet.17. Want het vlees begeert tegen den Geest, en de Geest tegen het vlees; en deze staan tegen elkander, alzo dat gij niet doet, hetgeen gij wildet. 18. Maar indien gij door den Geest geleid wordt, zo zijt gij niet onder de wet. 19. De werken des vleses nu zijn openbaar; welke zijn overspel, hoererij, onreinigheid, ontuchtigheid,” (Galaten 5:16-19, DutSVVA) Enz.

“Indien wij door den Geest leven, zo laat ons ook door den Geest wandelen.” (Galaten 5:25, DutSVVA)

En dan is het sluitstuk van de praktische heiligmaking dat dit alles besloten ligt in God.

“Want wij zijn Zijn maaksel, geschapen in Christus Jezus tot goede werken, welke God voorbereid heeft, opdat wij in dezelve zouden wandelen.” (Efeziërs 2:10, DutSVVA)

“Die nu in de goede aarde bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort en verstaat, die ook vrucht draagt en voortbrengt, de een honderd-, de ander zestig-, en de ander dertig voud.” (Mattheus 13:23, DutSVVA)

En tot slot nemen we nota van het feit dat er staat van sommigen tot wel honderdvoud maar niet honderd procent. De praktische heiligmaking bestaat in het door de Heilige Geest dragen van een veelvoud aan vrucht. En kan niet worden uitgedrukt in percentages. Het strijden tegen zonde, wereld, duivel en eigen vlees. Ja ook geloven, liefhebben, bidden, alle werken des geloofs zijn nooit een vrucht van eigen (afgehouwen vleselijke Adamstak) akker. Ook telt de praktische heiligmaking dus niet mee voor het zalig worden. Want de zaligheid is in geen ander.

“Want uit Hem, en door Hem, en tot Hem zijn alle dingen. Hem zij de heerlijkheid in der eeuwigheid. Amen.” (Romeinen 11:36, DutSVVA)

“En de zaligheid is in geen Anderen; want er is ook onder den hemel geen andere Naam, Die onder de mensen gegeven is, door Welken wij moeten zalig worden.” (Handelingen 4:12, DutSVVA)

S.A.